Predikant in de zwarte onderwereld
Door: Nathanael
30 Mei 2005 | Zuid-Afrika, Johannesburg
Door Nathanaël Veldhuijsen
JOHANNESBURG – Ruim veertig jaar lang loopt zijn verhaal synchroon met zwarte minderbedeelden in zuidelijk Afrika. De uit Nederland geëmigreerde oud-predikant Joop Lensink schrijft in zijn autobiografie ‘Een riskant narrenfeest’, die binnenkort verschijnt, over het onbekende leven in hostels en sloppenwijken en de verhouding tussen diverse rassen. ,,Tegen de stroom ingaan is vermoeiend, maar het is de enige manier om iets te bereiken.”
‘In de sporen van David Livingstone’ had zijn boek ook kunnen heten. Net als de Britse zendeling en ontdekkingsreiziger uit de negentiende eeuw, komt Joop Lensink in een vreemde wereld terecht en verkondigt hij het evangelie. Daar houden de vergelijkingen echter op. Lensink wordt niet geconfronteerd met de anomalie van slavenhandel, maar met armoede, corruptie, racisme en op hem gerichte moordaanslagen in Midden-Afrika, Zambia en in Malawi. ,,De ingrediënten van mijn riskante narrenfeest’’, refereert Lensink aan de titel van zijn boek. ,,De kunst was niet zozeer het uit de weg ruimen van die ellende, als het wel erin mee te groeien.’’
Lensink heeft nog duidelijke trekjes van een dominee. Gewapend met kennis, spreekt hij in Oud-Hollands en met gewichtige toon over zijn leven. Zijn borstelige wenkbrauwen en zijn grijze uitgedunde haren slaan als vlammen uit zijn hoofd. Ondanks zijn korte gestalte, weet hij met wilde handgebaren en priemende ogen overal de aandacht op zich te vestigen. Lensink komt ietswat bemoeizuchtig en chaotisch over. De kleine blanke man is een niet alledaags verschijnsel in de achterbuurten van Johannesburg. Misschien is dat de reden dat iedereen hem hier lijkt te kennen.
FRUSTRATIE
Zijn levenservaringen in krottenwijken, hostels en getto’s zijn een verzameling van geslaagde en mislukte recepten. Overal waar hij komt, in Zambia, Venda en in het bijzonder Zuid-Afrika, verzet Lensink zich als ontwikkelingswerker tegen de aftakeling van de maatschappij en de arrogantie van de macht. Soms met succes, maar veel vaker zonder resultaat. ,,Het is frustrerend te zien dat de levensomstandigheden in hostels en sloppenwijken er na dertig jaar alleen op achteruit zijn gegaan’’, zucht Lensink. Een schaduw trekt over zijn gezicht, maar wanneer hij weer spreekt, klinkt er geen emotie in zijn stem door. ,,In gedachten heb ik Afrika al zo vaak opgegeven, maar ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om het continent de rug toe te keren.’’
Ondanks zijn overtuiging dat Afrika ‘een stervend continent’ is, legt Lensink zijn hart al decennia lang in projecten om straatkinderen en werklozen te helpen. Zijn geloof houdt hem op het been. Hij beschouwt zijn werk als een roeping van God. In 1974 richt Lensink samen met zijn vrouw Wil de stichting Masithuthuke (Laten we naar voren gaan) op. Blanke kerken bieden echter geen enkele hulp aan ‘the lost generation’ waardoor het project doodbloedt. Na verschillende ontwikkelingsprojecten, waarin hij onder meer het pad kruist van dominee en anti-apartheidsstrijder Beyers Naudé, richt Lensink in 1999 de Fundisisizwe Club (Leer de natie) op voor Aids-voorlichting, onderwijs en heropvoeding van straatkinderen. ,,Ik laat me niet afleiden door het feit dat ik de grote massa niet bereik’’, benadrukt Lensink. ,,Het gaat me om de vijf procent die ik wel bereik en die ook iets met zijn leven wil.’’
THEOLOOG
Joop Lensink ziet in 1936 in Culemborg het levenslicht als jongste telg in een gereformeerd predikantengezin. De gave van het woord leert hij van zijn vader. Als twintigjarige emigreert hij naar Zuid-Afrika om theologie te studeren, maar hij wordt niet toegelaten op de Gereformeerde Universiteit en moet eerst een middelbaar schoolexamen afleggen. Dat doet hij door correspondentiecursussen. Na de voltooiing van de studie, zendt de Nederduits Gereformeerde Kerk hem uit naar de rimboe op een zendelingspost in Vendaland.
Lensink: ,,Ik kwam in een ‘tijdloos levend Afrikamuseum’ terecht, een volkomen andere wereld. De stamkoningen van de Zulu’s bepaalden hoe traditioneel mensen moesten leven, maar toch werd ik als blanke westerling in de stam opgenomen.’’ Integreren in andere culturen is zijn passie. De predikant beheerst vijf verschillende talen; Engels, Afrikaans, Tshivenda, isiZulu en Nyanja (Zambia).
Na acht jaar, waarin hij zijn thelogische studie in Pretoria afrondt, verruilt hij het thuisland Venda voor de onderaards tin- koper- en mijnwereld van Zambia. Hier worden vier kinderen geboren. Zij maken samen met hun ouders de verandering van Europese kolonie naar Afrika-republiek intens mee. Tot tweemaal toe wordt het gezin gedeporteerd vanwege zijn huidskleur en Zuid-Afrikaanse nationaliteit. ,,Uiteindelijk zaten we zonder verblijfsvergunning en kreeg ik malaria. Dus moesten we terug naar Zuid-Afrika’’ vertelt Lensink, die desondanks graag terugdenkt aan zijn afscheid van Zambia. ,,De zwarte gereformeerde kerk zei dat we dan wel blanken en Zuid-Afrikanen waren, maar dat we een zwart hart hadden veroverd.’’
Lensink blijft het randje van de samenleving opzoeken. In Zuid-Afrika komt hij terecht in een andere onderwereld, de ‘hel van migrantenarbeid’ in Johannesburg. Hij is de eerste missionaris die wordt toegelaten tot de 120 duizend arbeiders in de getto’s van ‘menhostels’. Als hij de armoedige situatie aankaart in de blanke kerken wordt hij genegeerd en voor communist uitgemaakt en later zelfs verbannen. Kerken en blanken geloven niet dat de inboorlingen, ontwricht van stam, gezin en geestenwereld, moreel en cultureel wegkwijnen in mensenpakhuizen met 1.8 meter woonruimte per persoon. ,,De blanke gemeenschappen waren hypocriet’’, vindt Lensink. ,,Zwarten waren niet welkom in de kerken. Eigenlijk waren de kerken net zo racistisch als het apartheidsregime en dat vloekt met christelijke waarden en normen.’’
MOORDAANSLAG
Lensink vervolgt zijn werk als ‘skypriest’ op de daken en bovenste etages van enorme flatgebouwen waar duizenden illegalen verblijven. Thuis neemt zijn gezin 285 straatkinderen op om hen te verzorgen. Zijn leven verandert in 1979, als een onbekende apartheidsgroepering een moordaanslag op hem pleegt. Het gebeurt net nadat de NCRV in Nederland een reportage over Zuid-Afrika uitzendt waarin Lensink zijn afschuw uitspreekt over de apartheid. Van de moordaanslag kan de predikant zich bijna niets herinneringen, hij lag dagen in coma. Sinds die tijd kan hij geen grote spanningen meer verdragen en kampt hij met concentratieproblemen.
Door een schedelbasisfractuur wordt de genaturaliseerde Zuid-Afrikaan verplicht terug te keren naar Nederland. Vijf jaar lang preekt hij in de Gereformeerde Kerk in Zuidwolde. De reïntegratie in zijn geboorteland valt niet mee. ,,Ik kwam in een totaal ander Nederland terug dan het land dat ik had verlaten’’, blikt Lensink terug. ,,Ik voelde me een buitenlander en wilde zo snel mogelijk terug naar mijn thuisland.’’ Als hij een baan krijgt aangeboden als oecumenisch dominee voor Nederlandse immigranten in Johannesburg, pakt hij die met beide handen aan. Dat wordt hem in Nederland niet in dank afgenomen. ,,Ik kreeg van alle kanten kritiek vanwege de apartheid. ‘Hoe kun je dat nu doen’, vroegen mensen verontwaardigd?’’, zegt Lensink met een scheve glimlach. ,,Alleen mijn gezin begreep dat ik ten koste van alles terugwilde.’’
RECALCITRANT
In Zuid-Afrika kruipt Lensink weer in de huid van recalcitrant, de nar uit zijn autobiografie. In de plaatselijke kerkorde van de Hervormde Kerk staat met grote letters ‘De kerk is alleen voor blanken’ en dat accepteert hij niet. ,,Ik wilde, als enige uit driehonderd predikanten, ook voor zwarten prediken. Daar stond ik op’’, fileert de predikant de mankementen van de geloofsgemeenschap. Zijn houding leidt tot een aanvaring met het blanke kerkbestuur dat hem uit de gemeente zet.
Als in 1994 de politieke situatie omslaat, wordt Lensink onderwijzer en hoofd van scholen voor arme kinderen en volwassenen in de zwarte getto’s. Bijna wekelijks confronteren geweerschoten en lijken op straat hem met de dagelijkse realiteit. Als blanke wordt hij echter niet geaccepteerd tussen de nieuwe zwarte elite. ,,De corruptie was verschrikkelijk’’, zegt Lensink. ,,Omdat ik dat aan de kaak stelde, werd ik eruit gegooid en stond ik financieel gebroken op straat.’’
HEMEL EN HEL
Sinds een aantal jaren beweegt Lensink zich moeiteloos tussen twee werelden, het ‘schimmenrijk’ van straatkinderen en werklozen en de ‘schatkamer’ van toerisme. Als reisgids leidt hij Nederlandse en Vlaamse toeristen rond in de hotspots van zuidelijk Afrika. ,,Ik leef tussen hemel en hel’’, verwijst Lensink naar zijn autobiografie die hij schreef om toeristen een ander beeld te geven van zuidelijk Afrika. ,,Die contrasten komen ook steeds weer terug in mijn levensverhalen. Door de moeilijke tijden, kon ik meer genieten van de zonnige kanten van het bestaan.’’ Achteraf gezien is hij te vaak naïef geweest, denkt Lensink. ,,De culturen zijn hier zo complex, het is soms moeilijk om daar tussen te komen. Veel mensen zijn niet te veranderen, ook al wil je dat zo graag. Als je teveel geduld hebt, wordt er misbruik van gemaakt.’’
De dierbare mensen om hem heen moedigden Lensink aan zijn herinneringen op papier te zetten. Volgens hen ontleent ‘de eigenwijze predikant’ zijn bestaansrecht aan zijn levenswerk voor de onderkant van de samenleving. De belevenissen zijn levendig opgeschreven, maar door zijn Oud-Hollands woordgebruik lijkt het soms een eeuw geleden te zijn gebeurd. Daarnaast verdwijnen zijn geloof en levensovertuigen naar de achtergrond in de gedetailleerde boeiende verhalen. Zijn cynische schrijfstijl karakteriseert zijn persoonlijkheid. Een moordaanslag of gijzeling: Lensink kijkt nergens meer van op.
Zijn vrouw Wil is zijn grootste stimulans. Sinds hun huwelijk in 1964 week zij niet meer van zijn zijde. Voor haar waren de aanpassingen het grootst. In Nederland had zij een werkster, in Afrika moest ze zelf het huishouden doen en ook nog eens zorgen voor vier kinderen. ,,Dat waren soms pittige momenten’’, lacht ze . ,,Maar ik had er geen minuut van willen missen.’’ Met bewondering spreekt ze over haar ‘energieke, vastberaden en gepassioneerde’ man, waar ze lief en leed mee deelde. ,,Joop leerde mij een andere wereld kennen. Hij heeft mij een nieuw leven geschonken.’’
‘Een riskant narrenfeest’ verschijnt naar verwachting binnen enkele weken in de boekhandel
-
02 April 2007 - 10:29
Hetty :
wat is het leven van Joop en Wil toch bijzonder geweest!Wij zijn vorig jaar 3 weken bij Joop en Wil in huis geweest en je begrijpt misschien wel dat wij ook heel graag de biografie van Joop willen lezen. Als ik er naar vroeg dan zei hij er niet zo veel over, je weet, de bescheidenheid zelve.Als het boek in Nederland te koop is zou ik dan een e-mailtje van je kunnen krijgen waar het te koop is?Ook onze zoon heeft interesse omdat hij zelfs een half jaar bij Joop en Wil gewoond heeft.Groeten van Hetty van Herk-Demper rookenhetty@zonnet.nl
-
26 Augustus 2007 - 17:43
Jos Lieben:
Ik ben een neefje van Joop Lensink.
In 2006 ook in Johannesburg geweest en veel text+uitleg gekregen van Joop en Wil, ze zijn erg gastvrij en betrokken bij de (arme) samenleving, en laten zich niet afschrikken door de hopeloosheid die afrika soms uitstraalt.
Ik heb dan ook veel bewondering voor hun werk en levens(stijl), en kan ook het boek sterk aanraden!
Groeten,
Jos Lieben.
Ps hoi Hetty en Rook :)
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley